1. De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
2. Bij de beslissing over het al dan niet opleggen van sancties en zo ja, bij het bepalen van de aard en het passende niveau ervan, wordt naar behoren rekening gehouden met de inspanningen van de onderneming om te voldoen aan eventuele herstelmaatregelen die een toezichthoudende autoriteit van haar verlangt, eventuele investeringen en gerichte steun uit hoofde van de artikelen 7 en 8, alsmede samenwerking met andere entiteiten om negatieve effecten in haar waardeketens aan te pakken, al naargelang het geval.
3. Wanneer geldboetes worden opgelegd, worden deze gebaseerd op de omzet van de onderneming.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat alle besluiten van de toezichthoudende autoriteiten die sancties bevatten met betrekking tot de overtreding van de bepalingen van deze richtlijn worden bekendgemaakt.